Liite:Verbitaivutus/hollanti/geloven

Nominaalimuodot
infinitiivi geloven
partisiipin preesens gelovend
partisiipin perfekti geloofd
apuverbi hebben
Persoonamuodot
indikatiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. geloof geloven 1. geloofde geloofden 1. heb geloofd hebben geloofd 1. had geloofd hadden geloofd
2. gelooft geloven 2. geloofde geloofden 2. hebt geloofd hebben geloofd 2. had geloofd hadden geloofd
3. gelooft geloven 3. geloofde geloofden 3. heeft geloofd hebben geloofd 3. had geloofd hadden geloofd
konjunktiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. gelove geloven 1. geloofde geloofden 1. hebbe geloofd hebben geloofd 1. hadde geloofd hadden geloofd
2. gelove geloven 2. geloofde geloofden 2. hebbe geloofd hebben geloofd 2. hadde geloofd hadden geloofd
3. gelove geloven 3. geloofde geloofden 3. hebbe geloofd hebben geloofd 3. hadde geloofd hadden geloofd
imperatiivi
pers. yks. mon.
2. geloof gelooft