Liite:Verbitaivutus/hollanti/heten

Nominaalimuodot
infinitiivi heten
partisiipin preesens hetend
partisiipin perfekti geheten
apuverbi hebben
Persoonamuodot
indikatiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. heet heten 1. heette heetten 1. heb geheten hebben geheten 1. had geheten hadden geheten
2. heet heten 2. heette heetten 2. hebt geheten hebben geheten 2. had geheten hadden geheten
3. heet heten 3. heette heetten 3. heeft geheten hebben geheten 3. had geheten hadden geheten
konjunktiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. hete heten 1. heette heetten 1. hebbe geheten hebben geheten 1. hadde geheten hadden geheten
2. hete heten 2. heette heetten 2. hebbe geheten hebben geheten 2. hadde geheten hadden geheten
3. hete heten 3. heette heetten 3. hebbe geheten hebben geheten 3. hadde geheten hadden geheten
imperatiivi
pers. yks. mon.
2. heet heet