Liite:Verbitaivutus/hollanti/slaan

Nominaalimuodot
infinitiivi slaan
partisiipin preesens slaand
partisiipin perfekti geslagen
apuverbi hebben
Persoonamuodot
indikatiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. sla slaan 1. sloeg sloegen 1. heb geslagen hebben geslagen 1. had geslagen hadden geslagen
2. slaat slaan 2. sloeg sloegen 2. hebt geslagen hebben geslagen 2. had geslagen hadden geslagen
3. slaat slaan 3. sloeg sloegen 3. heeft geslagen hebben geslagen 3. had geslagen hadden geslagen
konjunktiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. sla slaan 1. sloege sloegen 1. hebbe geslagen hebben geslagen 1. hadde geslagen hadden geslagen
2. sla slaan 2. sloege sloegen 2. hebbe geslagen hebben geslagen 2. hadde geslagen hadden geslagen
3. sla slaan 3. sloege sloegen 3. hebbe geslagen hebben geslagen 3. hadde geslagen hadden geslagen
imperatiivi
pers. yks. mon.
2. sla slaat