Liite:Verbitaivutus/hollanti/horen

Nominaalimuodot
infinitiivi horen
partisiipin preesens horend
partisiipin perfekti gehoord
apuverbi hebben
Persoonamuodot
indikatiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. hoor horen 1. hoorde hoorden 1. heb gehoord hebben gehoord 1. had gehoord hadden gehoord
2. hoort horen 2. hoorde hoorden 2. hebt gehoord hebben gehoord 2. had gehoord hadden gehoord
3. hoort horen 3. hoorde hoorden 3. heeft gehoord hebben gehoord 3. had gehoord hadden gehoord
konjunktiivi
preesens imperfekti perfekti pluskvamperfekti
pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon. pers. yks. mon.
1. hore horen 1. hoorde hoorden 1. hebbe gehoord hebben gehoord 1. hadde gehoord hadden gehoord
2. hore horen 2. hoorde hoorden 2. hebbe gehoord hebben gehoord 2. hadde gehoord hadden gehoord
3. hore horen 3. hoorde hoorden 3. hebbe gehoord hebben gehoord 3. hadde gehoord hadden gehoord
imperatiivi
pers. yks. mon.
2. hoor hoort